De Ossewei in IJzendijke
B.F. van Gelder
Omschrijving
Een ruim honderd jaar oud gebruik in IJzendijke, waarbij de dertigste verjaardag van een mannelijke vrijgezel door de dorpsgemeenschap publiekelijk gemarkeerd wordt door hem 'de sleutel van de ossenweide' aan te bieden. Achterliggende gedachte is dat de dertigjarige vrijgezel vanaf nu toegelaten is tot de 'ossenweide', waar alle oudere vrijgezelle mannen zouden verblijven.
Geschiedenis
Op 24 augustus 1911 maakte een ingezonden bericht in de ochtend editie van de Nieuwe Rotterdamse Courant melding van een in Nederland tot op dat moment onbekend gebruik in IJzendijke: 'De Sleutel van de Ossenweide'.
Volgens dat bericht werd iedere vrijgezelle man uit de stedelijke burgerij van IJzendijke op zijn dertigste verjaardag 's ochtends bezocht door een gezelschap opgeschoten jongens, die op oude blikken, trommels, kachelpijpen en ander oud ijzerwerk 'ketelmuziek' maakten.
Als de jarige vrijgezel op de herrie voor zijn deur af kwam en die deur opendeed, dan werd hem een spottend gedicht voorgelezen over zijn ongehuwde staat, en hem vervolgens een grote sleutel aangeboden, de bovengenoemde 'sleutel van de Ossenweide'. Soms werd daarnaast een pop van een vrouwengestalte aangeboden.
Om verder onheil te voorkomen, moest de jarige vervolgens de opgeschoten jongens afkopen met wat kopergeld of met een borrel. Als hij dat niet deed, dan bleven ze herrie maken en gooiden ze daarna alle 'muziekinstrumenten' van de ketelmuziek voor zijn deur neer, die hij dan noodgedwongen zelf moest opruimen.
Na 1945 was het korte tijd gebruik een erepoort te vervaardigen, bekleed met stro en koolbladeren, waarin een beeltenis hing van een os, die de naam van de dertigjarige droeg.
Vanaf ongeveer 1975 ontstond het gebruik de jarige vrijgezel op een vrachtwagen of platte wagen door het dorp rond te rijden, vroeger begeleid door muziek van de fanfare, later door ketelmuziek van de meelopende jeugd, welke laatste voor die inspanning door de dertigjarige beloond wordt, doordat die constant snoep rondstrooit.
Tegenwoordig is het oudste deel van het gebruik, de optocht naar het huis van de dertigjarige met ketelmuziek, spottend gedicht, erepoort en vrouwelijke pop, ietwat teruggedrongen ten gunste van het - onder begeleiding van joelende kinderen - publiekelijk rondvoeren van de betrokkene op een kar door de dorpskern.
De deelnemers aan de optocht zijn tegenwoordig grotendeels basisschoolleerlingen, eventueel onder begeleiding van hun leraren, ouders of verzorgers.
Hoe dan ook werd en wordt van de jarige verwacht dat hij alle deelnemers op een versnapering trakteert. Niet vreemd dus dat het gebruik ontstaan lijkt te zijn in de gegoede middenstand. Die versnapering was vroeger een borrel voor de volwassen deelnemers en voor de jongeren een fooitje. Tegenwoordig is de versnapering voor dorpsgenoten snoepgoed en voor de vriendenkring een grootse feestavond.
De afgelopen ruim honderd jaar zijn er minstens 65 mannen in IJzendijke in de ossenweide gegaan.
Op 24 september 2021 vond er een primeur plaats, omdat de eerste dertigjarige vrouw, Naära de Feyter, op een platte kar door de dorpskern werd rondgereden. Of ze daarmee in de ossenweide terecht kwam, is voor discussie vatbaar.
Met bovengenoemde frequentie is het niet vreemd dat het gebruik ook onder jongere IJzendijkenaren nog volop leeft. In de basisschoolleeftijd zal iedere leerling - statistisch gezien - drie of vier keer meelopen in de stoet van de ossenweide en zich dat later terdege herinneren.
Aandacht in de massamedia
Het gebruik heeft vaak landelijk aandacht getrokken.
Zo onder andere in augustus 1939, toen de toenmalige burgemeester van IJzendijke, Lodi von Bönninghausen tot Herinckhave, in de ossenweide ging.
Dezelfde nationale aandacht trok het gebruik in januari 1951, toen ene Jacq Clarijs dertig werd, doordat het tijdschrift 'Panorama' er uitgebreid aandacht aan besteedde.
In juni 1954 werd 'Walcheren's Herstel' groots gevierd in Middelburg, in aanwezigheid van koningin Juliana en prins Bernhard, en daar werd door de IJzendijkse schooljeugd een demonstratie gegeven van het IJzendijks gebruik.
Op 24 maart 1956 was de ossenweide van Robert de Bruycker onderwerp in het televisie-journaal en ook in het jeugdjournaal 'De Verrekijker'.
En nagenoeg elke keer dat de ossenweide sindsdien plaatsvindt, gemiddeld zo eens in de anderhalf / twee jaar, wordt er in de regionale dagbladpers aandacht aan besteed.
Geen wonder dat het gebruik elders met enige regelmaat omarmd is en gekopieerd werd. Zo onder andere in Aardenburg, Boschkapelle en recentelijk nog in Oostburg.
Sinds ongeveer 1950 is het gebruik ook bekend in Belgisch-Limburg in de driehoek Genk-Maaseik-Maasmechelen.
Veranderingen in de nabije toekomst
Aannemelijk is dat het gebruik in de nabije toekomst van karakter zal veranderen, waar het begrip 'vrijgezel' tegenwoordig niet meer automatisch synoniem is met 'seksueel onervaren'.
Tegenwoordig kunnen dertigjarige mannen 'vrijgezel' zijn, nadat ze een jarenlang huwelijk of een langdurige relatie achter de rug hebben en net gescheiden zijn. Of ze hebben een relatie met een vrouw of man, die ze publiekelijk niet etaleren.
Hedendaagse vrijgezellen zullen het gebruik dan ook geregeld als onterecht, pijnlijk of ongepast kunnen ervaren. Empathie en fijngevoeligheid van de vriendenkring van de betrokkene, die het gebruik organiseren en regisseren, zijn daarmee belangrijker dan in het verleden geworden.
Géén charivari
Verleidelijk is het voor volkskundigen om het gebruik van de ossenweide een charivari te noemen. 'Charivari' is een Franse term voor een (meestal middeleeuws) gebruik waarbij een gemeenschap een overtreder van de plaatselijke gebruiken, regels, normen en waarden van de gemeenschap publiekelijk aan de schandpaal nagelde.
Maar de 'IJzendijkse ossenweide' is geen charivari, en evenmin een eeuwenoud gebruik.
Er zijn namelijk geen voorbeelden uit de West-Europese geschiedenis bekend van charivari's, die zich op ongehuwde jonge mannen richtten, omdat ze ongehuwd waren.
Bovendien zijn er voor het IJzendijks gebruik van de ossenweide geen historische wortels en is er geen traditie van vóór 1911 aan te wijzen.
Maatschappelijke gebruiken inzake kritiek op of correctie van de ongehuwde staat bestonden noch voor vrouwen noch voor mannen.
Doordat bevallen in het verleden voor vrouwen (vaak zeer) risicovol was en daarnaast veel mannen in gewapende conflicten en oorlogen stierven, zijn er in het verleden van Europa vaak perioden geweest, waarbij er een jonge vrouwen- of een mannentekort op de huwelijksmarkt bestond.
Daarnaast was de financiële situatie van veel groeperingen vaak dusdanig, dat eerst op latere leeftijd getrouwd kon worden. De ongehuwde staat was dan geen bewuste keuze van de betrokkene, maar haar of zijn 'lot'.
Natuurlijk werd er in de negentiende en vroeg twintigste eeuw wel eens meesmuilend gesproken over 'een ouwe vrijster'. En in de heruitgave (maar niet in de eerste druk) van L. de Bo's 'Westvlaamsch Idioticon' uit 1892 komt de uitdrukking 'in den ossenbilk zijn' ('bilk' betekent 'wei') voor als beschimping, op het platteland rond Brugge, van oudere ongehuwde vrouwen.
Ook uitdrukkingen als 'de klop is er op' voor ongehuwde 28-jarige vrouwen, 'Sint Anna's schapraai', 'het scheepken van Sint-Annuit', 'Hein-van-pas wil maar niet komen', 'Haar vent woont in Wachtebeke' en het in Noord-Holland en Drente gebruikte woord 'dorhoed' verwijzen naar ongehuwde jongedochters.
Maar staande uitdrukkingen voor ongehuwde mannen waren zeldzaam, zo niet totaal afwezig.
Mogelijke herkomst van het gebruik
Een van de weinige écht aanzienlijke en invloedrijke oude burgerfamilies van IJzendijke was vanouds de uitgebreide familie Carpreau. Op 1 oktober 1910 werd de, in maart 1905 als zodanig benoemde, gemeente-ontvanger Gérard Bavon Carpreau in ongehuwd staat dertig jaar.
In 1908 was bij een belastingherziening in Duitsland door keizer Wilhelm voorgesteld dat er een jonggezellen-belasting zou moeten worden ingevoerd. De keizer dacht daarbij aan het extra belasten van ongehuwde mannen vanaf dertig jaar. In Bulgarije werd in augustus 1909 daadwerkelijk een belasting voor ongehuwde mannen vanaf dertig jaar ingevoerd. En in 1916 gebeurde in het vorstendom Lippe hetzelfde.
In het kader van de internationale discussie om dertigjarige ongehuwde mannen fiscaal extra te belasten, lijkt het mogelijk dat de vriendenkring van Gérard Bavon Carpreau, evenals hij lid van het IJzendijks katholiek patronaat, de gemeente-ontvanger geplaagd zal hebben met een Nederlandse variant, een nep-charivari, een ossenwei, waarbij de gemeentebelasting-ambtenaar door de gehele dorpsgemeenschap collectief op een gevaarloze en grappige manier voor schut kon worden gezet.
Aannemelijk lijkt het dat de bedenkers van het nieuwe gebruik kennis hadden van de (middeleeuwse) Franse geschiedenis. En de bovengenoemde tweede druk van De Bo's idioticon kenden. Ook de ingang, die betrokkenen blijkbaar hadden bij de redactie van de Nieuwe Rotterdamse Courant, om het bericht te plaatsen dat het een 'oud' plaatselijk gebruik betrof, wijst in de richting van een ingenieuze en goed doordachte studentengrap van (ex-)academici.
De bovengenoemde aspecten beperken het aantal in 1910 in Zeeuws-Vlaanderen wonende personen, dat als bedenker van het nieuwe gebruik in aanmerking komt, tot een handjevol intellectuelen. Maar de eigennamen van de bedenkers hebben we tot op heden niet kunnen achterhalen.
Gebruiken in Frankrijk en Duitsland
Alleen in Frankrijk bestonden rond 1910 een gebruik rond de ongehuwde staat van vijfentwintigjarige vrouwen ('Coiffer Sainte-Cathérine') en een uitdrukking betreffende de ongehuwde staat van dertigjarige mannen ('Porter la crosse de Saint-Nicolas').
Het eerste hield in dat ongehuwde vrouwen van vijfentwintig jaar op de feestdag van Catharina van Alexandrië (25 november) door collega's en/of vriendinnen verblijd werden met een waanzinnig hoofddeksel, dat ze die dag moesten dragen. Het gebruik bestaat nog steeds, met name in de confectie- en naai-ateliers onder modistes. De Nederlandse kunstschilder Isaac Israëls heeft het gebruik minstens tweemaal op het linnen doek vastgelegd.
In het Franse taalgebruik verwijst de uitdrukking 'Porter la crosse de Saint-Nicolas' naar een (mogelijk imaginiair) volksgebruik, dat een ongehuwde dertigjarige man op 6 december van het jaar dat hij dertig wordt, met de kleine kinderen het sinterklaasfeest mee moet vieren.
In Duitsland bestaan, waarschijnlijk sinds de jaren zestig van de vorige eeuw, de gebruiken van het 'Trappenvegen' en het 'Deurklinkpoetsen' voor respectievelijk dertigjarige mannelijke vrijgezellen en vijfentwintigjarige vrouwelijke vrijgezellen. De activiteiten dienen plaats te vinden bij een openbaar gebouw in aanwezigheid van hun vriendenkring, en de betrokkene is pas van zijn/haar taak verlost als een toevallige voorbijganger hem / haar een zoen geeft.
-------------
Bert van Gelder (1950) is als socioloog gespecialiseerd in regionale volksgebruiken.
Het bovenstaande verhaal is een samenvatting van zijn publicatie 'De Sleutel van de Ossewei', IJzendijke 2011 (2e 2019) [Uitgeverij De Zilverdistel].
In die publicatie zijn ook een namenlijst van de betrokkenen, foto's van de diverse ossenweiden en een uitgebreide literatuurlijst opgenomen. Informatie:
Deze samenvatting werd eerder in iets andere vorm gepubliceerd op de digitale site van het SCEZ in Middelburg in 2013.